Rectificatie van het krantenartikel in de Stentor van 27 maart 2012.

De Elskampjes al 55 jaar onafscheidelijk, wonen samen, schilderen samen, fluiten samen, kantinebezoek samen, enz., enz., enz.

Toen Cornelis 55 jaar geleden werd geboren stond de familie Elskamp een verrassing te wachten. We zijn er nog niet zei de verbaasde vroedvrouw, er komt er nog een. En ja hoor, daar kwam nummer twee, Johan. Niemand had dat verwacht, maar ze waren er.

Op de lagere school bleek al snel dat leren niet hun favoriete bezigheid was. Ze hadden meer plezier in het lekker buiten spelen en natuurlijk kattenkwaad uithalen.

In 1963 mochten ze dan eindelijk op de voetbal. En wie was toen de pupillentrainer: jazeker, De Zaag in eigen persoon. Moeder Elskamp had aan iedere hand een jongen en zei: trainer, hier heb je ze, maak er maar wat van. Het duurde even, maar toen begrepen ze dat ze niet hand in hand moesten voetballen, maar ieder voor zich. Ze ontpopten zich als leuke voetballers, lastig soms voor scheidsrechters en tegenstanders, waarbij Johan in een later stadium een keer een belangrijke trofee in de wacht wist te slepen: Schwalbe koning van het jaar.

Een ander voorval uit de vele voorvallen. We speelden bij Voorst, waar een bekende postbode midvoor was. Ja zo heette dat toen nog. Na een botsinkje tussen Cornelis en de postbode ontstond het volgende gesprek. Cornelis tegen de postbode: je komt bij ons het pad niet meer in. De postbode tegen Cornelis: je denkt toch niet dat ik bij jullie nog post kom brengen. Gelukkig was de wedstrijd bijna afgelopen en werden er geen woorden meer aan vuil gemaakt.

Na 45 jaar voetbal besloten de gebroeders, volgens de krant de Cojo’s, volgens sommigen de Klojo’s, maar het het team sprak altijd over de Dukes van het Veenhuispad, te stoppen met voetballen. De Zaag heeft ze toen bij de hand gepakt en bij hun moeder afgeleverd met de woorden: hier heb je ze terug. Het werden nog vrolijke uurtjes.

Een paar keer per jaar worden ze met Jennie meegesleept naar Piet Zoomers om hun garderobe op peil te brengen. Ook hun verjaardag wordt uitbundig gevierd, de laatste paar jaar op de boot, waar het heerlijk toeven was.

Ook binnen de vereniging en vriendenkring zijn ze nooit te beroerd om een handje te helpen. Kantinedienst, fluiten, grensrechter, reclameborden, noem maar op. De donderdagavond is steevast voor een bezoek aan de kantine. Met de kerst is er het familiediner bij het huidige Swinkels in de gelagkamer.

Een paar keer per jaar maakt De Zaag voor hen een maaltijd klaar, pasta, pannenkoeken, bruine bonen, bami, met als hoofdingrediënt een flinke hoeveelheid knoflook. De volgende dag vraagt dan ook iedereen: oh, heb je weer bij De Zaag gegeten. Tijdens dat bezoek wordt natuurlijk de brandbak aangestoken. Ook de honden wijken niet van hun zijde, er valt altijd wel wat voor hen te halen.

Als ze aan het werk zijn overleggen ze altijd en beslist Johan. Na het werk drinken ze twee cola vieux en dan bepaalt Cornelis de eindtijd: kom Johan we gaan.

Hoe ze bij Wolters terecht zijn gekomen? Er werd in een advertentie een schilder gevraagd. Vader Jan, ja die van de waterscooter, nam ze mee en zei tegen baas Wolters: of allebei of geen een. En daar heeft Wolters nooit spijt van gehad.

Op donderdag vertellen ze De Zaag waar ze vrijdags aan het werk zijn. Is dat in de buurt dan rekenen ze op hun traditionele haring met uitjes. Al met al, gouden jongens.

Op de bijgevoegde foto’s tonen ze hun ware genieten.

Kortom, de beide jongens zijn VRIENDEN VOOR HET LEVEN.

De Zaag Overzicht